Identiteit heeft te maken met de bodem van ons bestaan. We raken de bodem van ons bestaan als we dood gaan of wanneer we dood zijn terwijl we leven. Dat laatste is mij overkomen.
Liefdesverdriet. Een omgekeerde versie van sneeuwwitje. Er is mij een appel aangeboden door een prins, een mooie jongen, blond haar, blauwe ogen, een stuk groter dan ik, wel zo handig, en linkshandig, dat vind ik zo sexy, als ik dat nu op een verlanglijstje kon zetten dan stond dat bovenaan. Ik weet nog dat ik dacht ik kan wel wat fruit gebruiken, nam een hap en stikte. Diverse boze stiefmoeders deden verwoede pogingen tot heimlichgrepen. Van ellende ben ik maar wakker geworden. Het leven heeft zijn glans verloren. De dingen om me heen zijn decorstukken in het leven van andere mensen. Ik begon mezelf te verwaarlozen. Ging weken niet meer naar de Etos totdat ik door alle restjes crème heen was en ik zelfs handcrème op mijn gezicht begon te smeren. Ik heb alle troostende cliché’s door elkaar ingenomen maar ze werkten niet. Eén keer heb ik er zelfs drie tegelijk ingenomen op nuchtere maag, toen ging het bijna fout. Dat waren ‘je wordt er alleen maar sterker van’, ‘met de tijd slijt het’, en ‘je bent voor iets beters bestemd’.
Als een zombie zwalkte ik over straat tot de stad ophield en ik bij een bos kwam waar me lief van het voorjaar onze namen in een boom had gekrast. Ik zocht naar die boom, op de plek waar hij stond, was een stronk. Daarnaast stond een boswachter hout in mootjes te hakken. Onze namen waren beland in de schouw van de boswachter en zijn vrouw. Gelukkig kon ik de dag erna naar yoga. Bij het ademen schuurde het verdriet langs mijn longen naar mijn maag en wurgde mijn ingewanden. Na een sessie van anderhalf uur was ik een beetje opgeknapt. Fietsend door Den Haag had ik zelfs oog voor twee zwanen in een gracht. Aan de gracht stond een grote rode auto te blinken in de herfstzon. Zijn auto…Ik voelde me als één van de vele DVD’s uit de opheffingsverkoop van de DVDtheek waarbij kopen goedkoper is dan huren. Een hogere macht belette mij de gracht in te fietsen. Als ik niet de gracht in fietste wat moest ik dan de rest van de dag doen?
Schilderen? Ja, het is wel mijn vak. Lusteloos smeerde ik wat verf op een doek. Het werd niks. Het niks was zo niks dat het niet eens de basis kon vormen voor iets. Ik hoorde geritsel uit de voorkamer. Een muis of een rat. Ik sprong op de vensterbank en gilde. Gebonk op de deur. Er kwam beweging in mijn verlamming. Voor de deur stond een schamele uitgemergelde Chinees. Zijn kaak was half in ontbinding en het was me onduidelijk wat de herkomst was van het slijm dat over zijn gezicht droop. Mijn eerste reactie was de deur dicht te gooien. Maar hij stiet klanken uit en maakte wilde gebaren. Goed, ik liet hem binnen, een wandelend opiumlijk kon ik ook nog wel aan. Hij wees op een tochtstroom die een plastic zakje in beweging zette. Of hij wist dat ik gilde voor een rat. Was hij telepathisch of maakte ik deel uit van zijn trip. Ik moest nodig naar het café.
Er zat nog één cliché in het potje; zet lijden om in kunst. Ik spoelde het weg met een dubbele whisky. En toen gebeurde er iets. Ik moest dit helemaal niet persoonlijk nemen. Alles overkwam toevallig nou net de persoon die ik bleek te zijn…Ik zag mijn blinde vlek. Ik was een mislukte Eva. Ik had nooit die appel moeten aannemen. Ik had echt nooit in zijn appel moeten bijten. Hij had mijn appel moeten aannemen. Kon ik hem alsnog die appel aanbieden? Hoe kreeg ik hem zover? Hoe kon ik hem verleiden? Ik keek in de spiegel. Ben ik te overweldigend? Te terughoudend? Te dominant of te meegaand. Ik keek in de spiegel en ik zag het. Ik was een vreselijk brouwsel van zeker en onzeker. Ik beschikte over alle goede emoties op de verkeerde momenten. Er is maar één ware liefde. Natuurlijk zijn er meerdere, maar het potje met cliché’s is leeg en we moeten snel handelen, het leven is simpelweg te kort om alle ware liefdes tegen te komen op de goede momenten dus is er eigenlijk maar één ware liefde waar je de tijd voor hebt om er echt iets van kan maken. Ik moest terug naar het paradijs, ik moest de goede appel vinden. Terug naar de eerste herinnering van mijn bestaan. De eerste herinnering is ongrijpbaar, als muziek. Het is een gouden glans. Wat er in deze shoppingbag zit? (laat zien) Niks. Alles wat erin zat heb ik aan. Ik heb geshopt. Ik heb alleen nog deze appel. Mijn appel. Ik zie wel wie ik tegenkom. Ik ga op pad.
Anselma Bueler